Als tot op het bot beklijvende
psychologische roman vormt 'Een nagelaten bekentenis' een
verpletterend meesterwerk van een kolossale somberheid dat gestaag
maar gedecideerd je gemoed omhult met een gitzwarte nevel. Het opzet
lijkt klassiek : Marcellus Emant (1848-1923) laat met Willem Termeer
een getroebleerd man aan het woord die recent zijn vrouw vermoordde
en deze drukkende last van zich af wil schrijven met een
gedetailleerd relaas van de feiten en gebeurtenissen die tot de
noodlottige ontknoping leidden. Hiertoe gaat de ik-figuur over tot
een minutieuze analyse van zijn eigen persoonlijkheid en de wereld
rondom hem.
Gebruik makend van een donkere,
beeldrijke taal in een voor die tijd progressieve spelling, voert de
auteur met zijn hoofdpersonage een overtuigd positivist en fervent
aanhanger van de erfelijkheidsleer op die zichzelf volledig ziet als
speelbal van de omstandigheden en gedegenereerde van geboorte. Het
schuldvraagstuk gaat volledig aan hem voorbij. Het hoe en waarom
daarvan – net omdat we alles door Termeers ogen zien – ontwikkelt
zich hoe langer hoe meer tot het centrale thema van de roman. Zo
valt op hoe licht Termeer heen gaat over de sowieso al weinige
tegenkanting die hij doorheen het boek krijgt tegen zijn
gedachtengang, namelijk nagenoeg alleen deze van zijn buurman, de
ex-dominee De Kantere die een schuchtere poging onderneemt hem te
overtuigen van het geloof in de vrije wil. Helemaal pessimistisch
wordt de toon als Termeer en passant opmerkt dat misschien alle
mensen wel acteren en enkel hun ware, aan hem gelijkende aard beter
weten te verbergen, waarmee Emants de mogelijkheid openlaat dat ieder
monter ogend aangezicht een trieste broeihaard van ellendige
hersenspinsels verbergt.
Ondanks zijn aanzienlijke oeuvre is het
toch vooral met 'Een nagelaten bekentenis' dat Marcellus Emants zich
als een soort Zola van de Lage Landen een prominente plaats opeist
tussen de allergrootsten uit de Nederlandstalige
literatuurgeschiedenis. Naturalisme van de bovenste, meest
meedogenloze plank.