maandag 27 april 2015

Mansfield.TYA: 'June' (2005)

Het optreden waar we in het kader van de op til staande Nuits Botanique het meest naar uitkijken is dat van Mansfield.TYA. Sinds we enkele jaren geleden helemaal verslingerd raakten aan het zielsverslindende conceptalbum 'Nyx', waarop een intrigerende mix van klassieke barok, chanson en lofi gitaarrock een hedendaags jasje aangemeten krijgt, verdiepten we ons hoe langer hoe meer in de sombere gedachtenwereld die het uit Nantes afkomstige duo oproept. Naar aanleiding van de tiende verjaardag van debuut 'June' brengen Carla Pallone en Julia Lanoë deze langspeler dit voorjaar een aantal keer integraal op de planken, waaronder binnenkort dus ook eenmalig in Brussel. Dringend tijd om de plaat nog eens grondig onder de loep te nemen, met andere woorden.

Van bij de eerste noten van opener 'Et demain déjà' houdt 'June' je in een beklemmende omknelling om die pas na een dertien nummers tellende, huiveringwekkende trip der verdoemden langs paden waar existentiële angst, dood en duisternis de dienst uitmaken en naar troost en verlossing wordt gezocht in (al is het maar) een heel klein beetje licht, liefde en schoonheid, te lossen. Door de sobere begeleiding van een eenzame viool in combinatie met enkel een akoestische of elektrische gitaar dan wel met een klassieke of elektronische piano en (bij momenten) een ondersteunende bas, komen de zwaarmoedige, van onderhuidse spanning trillende songs helemaal centraal te staan.

Terwijl de warme, wat hese, dikwijls wanhopig smachtende vocalen van multi-instrumentaliste Lanoë die diep ontroeren zonder fragiel te zijn, over ruim voldoende slagkracht beschikken om een nummer helemaal te dragen, kan je ook niet naast het ingenieuze vioolspel van Pallone kijken. Deze weet even moeiteloos een onheilspellend, krassen op de ziel kervend motief neer te leggen als de dynamiek een extra dimensie te geven met af- en aanzwellende, dramatisch overkomende passages.

Julia Lanoë, die zich afwisselend van het Frans en het Engels bedient, blinkt uit in tot de verbeelding sprekende, krachtige poëzie die slechts weinigen onberoerd zal laten. Waar het album consequent een erg hoog niveau haalt, pikken we er als absolute uitschieters de aangrijpende, lichtjes op een gedicht van Baudelaire gebaseerde murderballad 'Pour oublier je dors', het instrumentale 'Bella done' en de dreigende, aan PJ Harvey in haar begindagen herinnerende lofi-rocker 'The day goes pale' uit.

Het moge duidelijk wezen dat Mansfield.TYA nu ruim een decennium geleden in stijl debuteerde met 'June' dat wondermooie songschrijverij koppelt aan een verpletterende emotionaliteit. We zullen er binnenkort alleszins bij zijn in de Botanique.

vrijdag 24 april 2015

'Kurt Cobain: Montage of heck' (2015)

Regisseur Brett Morgen gaat er prat op dat hij een authentiek portret presenteert van Kurt Cobain zoals hij echt was en zoals je hem nooit eerder zag. Terwijl we, voor zover dat als buitenstaander valt in te schatten, volledig instemmen met het eerste deel van deze boude bewering, schetst hij echter in wezen exact hetzelfde beeld dat we al samen puzzelden op basis van onder meer Nirvana's muziek, interviews en de door Cobain zelf op poten gezette biografie door Michael Azerrad aangevuld met deze van Charles Cross.

De zopas in alle Kinepolisvestigingen in België eenmalig vertoonde documentaire beschikt daarentegen wel over behoorlijk wat andere troeven. Doordat dochter Frances Bean zich volmondig achter het project schaarde, trokken de verschillende dikwijls bakkeleiende kampen van nabestaanden voor een keer aan hetzelfde zeel, en ontsloot zich een indrukwekkend arsenaal aan archiefmateriaal. Hiervan zorgen de visuele jeugdfragmenten, het ruwe demomateriaal en de homemovies die Kurt & Courtney later thuis opnamen in onze ogen voor de opmerkelijkste primeurwaarde. Verder geven naast eerste lief Tracy Marrander, Krist Novoselic en Courtney Love, ook Kurts ouders en zus Kim voor het eerst expliciet hun versie van de feiten voor de camera, al blijft de inbreng van vader Don op dit vlak eerder beperkt.

Daarnaast ligt de grote kracht van de film in de stilistische benadering die geënt werd op een 'Montage of heck' getitelde soundcompilatie die een jonge Kurt Cobain op cassette samenstelde. Het geheel ontplooit zich daardoor als een snedige, gecontroleerd chaotische, (zo goed als helemaal) chronologische collage die nauw aansluit bij Cobains opvattingen over kunst. Door foto's, neergepende poëzie, lyrics en dagboekfragmenten, net zoals zijn beeldende kunstwerken te laten animeren gaf Morgen de film een levensechte gejaagdheid en dynamiek mee. Dit heeft dan weer wel als nadeel dat je nooit echt lang genoeg een schilderij te zien krijgt om je er een goed beeld van te vormen.

Voor de stukken animatiefilm die een aantal fragmenten uit Kurts jeugd weergeven, leverde de Nederlander een Hisko Hulsing trouwens een excellent werkstuk af. We krijgen daarbuiten nog heel wat interviews en livefootage te zien die we al eerder tegenkwamen op MTV of in 'Live! Tonight! Soldout!' en '1991: the year punk broke'. Door de cadrage echter aan te passen en doorgaans flink in te zoomen zet de regisseur de intimiteit van het project extra in de verf , en creëert hij een grotere betrokkenheid van de kijker.

Concluderend kunnen we stellen dat Brett Morgens grootste verdienste misschien nog wel is dat hij helemaal de juiste toon te pakken kreeg, waardoor het hem ter beschikking gestelde materiaal alle recht wordt aangedaan. 'Montage of heck' toont een ontroerend, waarachtig en bij momenten tragikomisch portret van voor velen het grootste icoon uit de recente muziekgeschiedenis.

woensdag 28 januari 2015

together PANGEA: 'Badillac' (2014)

Met hun in een rafelig lofipunkkleedje gestoken retropop van debuut 'Jelly jam' en opvolger 'Living dummy' nestelde together PANGEA zich lange tijd in het tegelijkertijd toegankelijke en hobbelige bubblegum garagestraatje. Daar kwam evenwel verandering in toen de nogal gladde mix van wat patserige rock-'n-roll en poppy punkrock op tussendoorsingle 'Snakedog' voor een te vlot berijdbare asfaltlaag leek te kiezen, een evolutie die we niet meteen op gejuich onthaalden.

Gelukkig maakt 'Badillac' meteen brandhout van onze vrees dat together PANGEA het pad van de zoveelste afgelikte garagerockact definitief ingeslagen was. Terwijl de Amerikanen hun horizon gevoelig verruimen en hoewel ze ook hier geregeld potig uit de hoek komen, spelen de binnengesmokkelde hardrockelementen eerder een ondersteunende rol dan dat ze het eindresultaat stadionrockallures geven. Bijgestaan door extra gitarist Cory Hanson lijkt het trio daarentegen een interessant evenwicht gevonden te hebben tussen frisse songschrijverij, rauwe emotie en dynamische energie.

Na een logge, grungy intro vangt het album snedig en krachtig aan met 'Alive' en 'Make myself true' om vervolgens voor even wat gas terug te nemen op het van handgeklap en een mondharmonica voorziene, toegankelijke titelnummer. Daarna wordt het tempo weer gevoelig opgetrokken en mondt 'Badillac' ondermeer via het aan een Ramonesriff opgehangen 'River' en de eerder aan Black Flag verwante punk van 'Depress' ietwat verrassend maar daarom niet minder overtuigend uit in het met onvervalste americana flirtende duo 'No way out' en 'Where the night ends'. Tussendoor etaleert frontman William Keegan op het wondermooie 'Offer' en het aangrijpende 'Why', die we beiden zonder twijfel aanstippen als persoonlijke favorieten, zijn uitgediepte en veelzijdige songschrijfkunsten.

Kortom, op hun recentste langspeler trekt together PANGEA het spectrum flink open, en leveren de Californiërs een alternatief rockalbum af dat niet had misstaan in de vroege jaren 90. Langs het iets mindere omwegeltje 'Snakedog' om hebben ze wat ons betreft een grote stap voorwaarts gezet.

Ergens halverwege februari trekt together PANGEA trouwens door Europa. Je kan hen onder andere in Groningen (19.02, Vera), Nijmegen (20.02, Doornroosje), Eindhoven (21.02, Klokgebouw), Amsterdam (22.02, Melkweg), Brussel (24.02, Madame Moustache) en Leffinge (25.02, De Zwerver) live aan het werk zien.

donderdag 30 oktober 2014

Tacocat: 'Shame spiral' (2010)

Waar Tacocat op het dit jaar verschenen 'NVM' hun erg vlot in het oor liggende poppunk spannend weet te houden door een aanzienlijke diversiteit aan invloeden binnen te laten sijpelen, komt het viertal uit Seattle op hun debuutlangspeler behoorlijk wat rauwer uit de hoek. Hoewel 'Shame spiral' reeds een aantal nummers herbergt die getuigen van Tacocats hitgevoelige potentieel, wordt op dit album iets minder expliciet gezocht naar de perfect melodieuze zanglijn, wat niet wegneemt dat het gros van de songs uitermate catchy doorkomt, zij het dikwijls op een eerder sloganeske wijze.

Zoals 'TSS' bewijst worden Eric Randalls rechttoe rechtaan punkrockriffs vaak monotoon omkadert, wat met zijn dokkerende vaart voor een aanstekelijke energie-opstoot zorgt. Onder meer het robuuste basspel op 'Annual violation' geven sterke riot girrrl invloeden prijs, terwijl 'Bike party' en het provocatieve 'UTI' dan weer dicht aanleunen bij het vroege werk van Black Flag. De nummers klokken slechts een paar keer nipt op drie minuten af, maar halen doorgaans de twee minutengrens niet, en het geheel is gezegend met een onmiskenbaar lo-fi gevoel, extra in de verf gezet door het sporadisch opduiken van een laagdrempelige kazoo.

De onlangs tot de Hardly Art-stal toegetreden band kan zich het ene moment verliezen in een haast kinderlijke euforie, om even later weer volop met de voeten op de grond maatschappijkritisch in de aanval te trekken. Uit 'Shame spiral' spreekt het garagegevoel van een aantal gelijkgestemde geesten die samen aan het pad timmeren, en ondertussen niet vergeten zich tegelijkertijd flink te amuseren.

Tacocat toert momenteel (voor het eerst) door Europa. Dit brengt hen volgende dinsdag (04.11) naar het Gentse Café Video; zeker de moeite waard om eens binnen te springen!

maandag 20 oktober 2014

Mark Lanegan Band: 'Phantom radio' (2014)

Terwijl 'Blues funeral' zich liet luisteren als een gefragmenteerd en gepoëtiseerd dagboekrelaas van Mark Lanegans nimmer eindigende lijdensweg die het afkicken met zich meebrengt, zoekt de getormenteerde bard zich op 'Phantom radio' een plaats in een ijzingwekkende schaduwwereld waar geesten van onder andere kinderen die achterstevoren praten de dienst uitmaken. Letterlijker dan ooit leeft Lanegan zich in in zijn rol van poète maudit die enkel nog als fysiek omhulsel in de realiteit aanwezig is maar wiens ziel reeds lang verloren liep in het ondermaanse.

Veelvuldig gebruik makend van een bijbelse metaforiek laat de frontman weinig ruimte voor interpretatie: hoewel hij zijn eigen moeder nog wel even om begrip vraagt, rekent hij wegens de zonde van een aan drugs weggegooid leven niet meer op vergeving door een hogere macht. Thematisch borduurt hij hiermee voort op een oer-Amerikaanse singer-songwriter traditie, en ook muzikaal bewijst een nummer als 'I am the wolf' dat hij de reeds lang gekoesterde bluesy countryfolk nooit helemaal zal kunnen loslaten. Zo had 'Judgement time' perfect gepast op solodebuut 'The winding sheet' en leunt 'Torn red heart' stilistisch erg dicht aan bij coveralbum 'I'll take care of you'.

Niettemin ging Lanegan, voortbouwend op het geluid van 'Blues funeral', nog eens flink aan de slag met electronica om in het algemeen tot een kille, wat ijle eighties-sound te komen. Het resultaat is een soort delirische koortsdroom vol koude rillingen waarin onder meer het lichtjes funky 'Seventh day', de droevige disco van 'Floor of the ocean' en de ijskoude, huiveringwekkende triphop van 'The killing season' opduiken. Op laatstgenoemde presenteert de zanger zich in zijn allerbeste momenten met verbeten declamaties als een door merg en been snijdende, rappende onheilsprofeet. Zowel vocaal als tekstueel komt de doorwinterde grungepionier op deze nieuwe plaat constant niet minder dan uitmuntend uit de hoek. Het is er bijvoorbeeld weinigen gegeven het thema van de lone wolf aan te snijden zonder in cliché's te vervallen en die daarentegen zelfs nog een originele invalshoek mee te geven.

Met band voegt Mark Lanegan met andere woorden alweer een uitstekende langspeler toe aan zijn reeds indrukwekkende catalogus. 'Phantom radio' is weliswaar een aangrijpend en tegelijkertijd bijzonder zwaarmoedig werkstuk dat best wel heftig op het gemoed kan werken, maar hey, niemand luistert naar Lanegan om in partymodus te geraken, toch?

donderdag 16 oktober 2014

Mozes and the Firstborn: 'Mozes and the Firstborn' (2013)

Waar de alsmaar frequenter heropduikende begin-jaren 90-invloeden dikwijls nogal gratuit en opportunistisch overkomen, is dat bij Mozes and the Firstborn allerminst het geval. De alternatieve gitaarrock op het zelfgetitelde langspeeldebuut van de Nederlanders is doordrenkt van een ontroerende authenticiteit en weet vooral de geest van wat ons betreft één van de interessantste periodes uit de recente muziekgeschiedenis op haast onnavolgbare wijze te vatten.

Dat het viertal kwistig catchy hooks en melodieuze refreinen in het rond strooit valt meteen op bij openingsduo 'Bloodsucker' en 'Peter Jr'. Terwijl je het lichtvoetige en uitermate aanstekelijk meezingbare 'I got skills' als het buitenbeentje op de plaat kan beschouwen, zorgen de aan een hypnotizerend dreunende riff opgehangen 'Seasons' en 'Time is a headache' ergens halverwege voor een kantelmoment. Het smachtende 'Gimme some' haalt hierna met zijn dubbele refrein weliswaar nog eens alles uit de kast en vormt daarmee een waar pareltje in dynamische altrock, maar doorgaans worden zowel tempo als totaalsound flink getemperd. We hebben het dan ondermeer over het Beatlesiaans poppy 'Skinny girl', de naakte singer-songwriter folk op 'Down with the band' en het oerbluesy, fieldrecording uitademende 'Heaven'.

Hoewel frontman Melle Dielesen zijn zanglijnen met een typische lo-fi lijzigheid brengt, laat hij dit niet ten koste gaan van helderheid, beweeglijkheid en soepele kracht. Thematisch spreekt uit zijn tegelijkertijd poëtische en redelijk directe lyriek vaak de subtiele maatschappijkritiek van de outsider; allemaal met een natuurlijke gratie gebracht waardoor het als vanzelfsprekend weer goed voelt om niet tot de goegemeente te behoren en er zelfs een tikkeltje scheef door bekeken te worden. Op bijna-afsluiters 'Down with the band' en 'Party crasher' schrikt hij er evenmin voor terug de erg persoonlijke toer op te gaan.

Mozes and the Firstborn trok de erfenis van onder andere Pavement, Guided By Voices en de Pixies een fris, gevarieerd en modern jasje aan, en leverde een dijk van een debuut af. Dat de Eindhovenaars ook in Amerika voet aan de grond lijken te krijgen en zelfs opgenomen werden in de Burger Records familie verwondert ons dan ook amper. We kunnen dit trouwens enkel uit volle borst toejuichen.

vrijdag 10 oktober 2014

Edward Vermeulen: 'De Blieckaerts' (1926)

In het twaalfde boek van de onder het pseudoniem Warden Oom pas na zijn vijftigste gedebuteerde, West-Vlaamse boerenzoon Edward Vermeulen (1861-1934) vinden we een grauwe plattelandsroman terug met een sterk moraliserende inslag. 'De Blieckaerts' plaatst een eerlijk en christelijk geïnspireerd landbouwersleven zowel fysiek als geestelijk lijnrecht tegenover de verdorvenheid van het dorpscafé dat, zoals de vertelling voorhoudt, met zijn verleidelijke maar destructieve macht op nauwelijks twee generaties tijd een eeuwenoude, florerende pachtersfamilie volledig ten gronde kan richten. Dit louter door toedoen van de mannelijke Blieckaerts die, in tegenstelling tot de godsvrezende vrouwen, hun zinnelijkheid niet kunnen beteugelen.

Hoewel het in zekere zin zorgt voor een authentieke, volkse sappigheid, komt het wat archaïsche en dialectische taalgebruik flink gedateerd over, evenals het naïef katholieke waardenregister waarin een door zijn dronken vader als baby tegen de muur gekwakt, mismaakt jongetje met een bochel en dwerggroei als zedelijk ideaal aanzien wordt omdat de aardse verlokkingen net daarom niet aan hem besteed zijn, en waarin de vroegtijdige dood van een door het steedse leven uitgeteerde protagonist doorgaat als happy end vermits de persoon in kwestie vlak voor zijn heengaan nog berouw toonde en aldus in extremis Gods genade over zijn ziel liet schijnen.

Waar dit allemaal niet meer van deze tijd lijkt, geeft het wel een goed beeld van het niet eens een eeuw oude Vlaamse, landelijke denkpatroon dat in bepaalde kringen volop gepropageerd werd.
In navolging van Hugo Verriests - van wie de auteur nota bene nog les kreeg aan het wegens Guido Gezelle ondertussen beruchte Kleinseminarie van Roeselare – cultuurflamingantistische 'Twintig Vlaamsche Koppen' (1901) was het christelijke en Vlaamsgezinde weekblad 'Ons Volk Ontwaakt' (voorloper van 'Ons Volk(ske)' en uiteindelijk zelfs 'Het Rijk der Vrouw') er in 1913 al als de kippen bij om Edward Vermeulens werk op te voeren als uiting van de oervlaamse volksziel. Wie deze nogal folkloristisch geportretteerd wil zien, evenals zijn grimmige keerzijde wanneer van het juiste pad wordt afgeweken, als een eenvoudig, hardwerkend en bovenal sober boerenbestaan is bij 'De Blieckaerts' aan het juiste adres.