zaterdag 15 mei 2010

Arthur van Schendel : ‘Een Eiland in de Zuidzee.’(1932)


“Wat zij deden en wat zij zeiden kon vertrouwd worden slechts een enkele zin te hebben; de uitdrukking die spot zowel als ernst kon menen bleef hun vreemd.” (‘De Zeeromans van Arthur van Schendel’, 1977, p.190)

'Een Eiland in de Zuidzee' wordt aanzien als één van Arthur van Schendels (1864-1946) drie zogenaamde zeeromans. In werkelijkheid is het een amper 80 bladzijden tellende neo-romantische denkoefening over de mogelijkheid van een ideale samenleving, opgehangen aan het welbekende verhaal van de muiterij op de Bounty.

Het pre-koloniale ongerepte Tahiti brengt met zijn heidense natuurgodsdienst kannibalisme als kwalijk neveneffect met zich mee, en de aan de westerse beschaving inherente bezitsdrang en machtswellust maken de zaken alleen maar erger. De afstammelingen van een tiental Tahitiaanse eilandbewoners en de muiters van de Bounty onder leiding van Fletcher Christian, blijken voor een korte periode in staat tot een utopische mini-samenleving op het onontdekte eiland Pitcairn. Noodzakelijke voorwaarde was wel dat de oorspronkelijke kolonisten elkaar eerst bijna volledig uitmoordden, waarna één man, John Adams, het heft in handen nam en de overgebleven jongelingen onderwees en leiding gaf op basis van zijn eigen interpretatie van de Bijbel. Al zijn werk wordt teniet gedaan vanaf het moment waarop ze uit hun isolement worden gehaald, en religieuze en maatschappelijke instituten zich met de zaken komen bemoeien.

Van Schendel toont begrip voor elk standpunt, veroordeelt niemand expliciet, maar moet concluderen dat een blijvende en wijdverspreide samenleving gebaseerd op gelijkheid, vrijheid en respect voor mens en natuur, een utopie zal blijven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten