woensdag 26 mei 2010

Gerard Reve : “Moeder En Zoon.” (1980)


“ ‘Wie vind jij het geilste, Lambert?’ vroeg ik op de man af, ‘de Vader, de Zoon, de Heilige Geest, of de Moeder? Ik vind de Moeder echt helemaal het einde, eerlijk waar.’ “ (p.252)

In 1966 ontvangt Gerard Reve (1923-2006) het doopsel, en treedt hij officieel toe tot de rooms-katholieke kerk. Dit gaat gepaard met een heleboel scepsis van de publieke opinie, niet in het minst daar hij op dat eigenste moment een proces tegen zich heeft lopen wegens godslastering. Min of meer begrijpelijk als je weet dat hij in ‘Nader tot U’ (1966) beschrijft hoe hij seks heeft met een ezel die de reïncarnatie is van God.

Het doel van ‘Moeder En Zoon’ is tweeledig : Reve wil eerst en vooral voor zichzelf uitmaken waarom hij precies katholiek is geworden, en daarenboven hoopt hij voor eens en altijd komaf te maken met alle vragen die hij tot in den treure krijgt voorgeschoteld aangaande zijn bekering. De auteur keert in gedachten terug naar zijn vroege jeugd, en begint met het speuren naar en tot in de details analyseren van mogelijke kiemen van ontluikend katholicisme. Het gevaar zit erin dat het geheel nogal navelstaarderig wordt, ware het niet dat Reve’s vader tot op zekere hoogte gelijk heeft als hij zijn zoon’s literaire werk, weliswaar oneerbiediger dan nodig, afdoet als ‘schrijfsels van een krankzinnige’ (dixit Reve). Het minste wat je kan zeggen is dat Reve’s gedachtengang vaak redelijk eigenaardig verloopt. Volgens mij is net dat één van de peilers waarop zijn reputatie als een van de grote drie na-oorlogse Nederlandse schrijvers is gestoeld. Gerard Reve leeft in een mythische wereld die hij vaak tevergeefs naar zijn hand wil zetten, en waarin de kleinste gebeurtenissen en gedachtengangen op geloofwaardige wijze haast epische proporties krijgen aangemeten. Zo legt de auteur zonder blikken of blozen een oorzakelijk verband tussen zijn godsroeping en zijn vurigste wens om jongens seksueel te domineren en te laten bestraffen door zijn verheven liefde Matroos Vos. De van alle ironie gespeende ernst waarmee hij de meest groteske hersenkronkels als waarheden poneert in zijn plastische met bijzinnen doorspekte lyriek, zorgen meermaals voor een humoristisch effect.

We laten in het midden of de vraag naar de oorsprong van Reve’s rooms-katholieke bekering met ‘Moeder En Zoon’ afdoende beantwoord is. Dat maakt iedereen voor zich maar uit. Feit is dat we eens te meer een eerlijke, entertainende, vaak bevreemdende en bij momenten hilarische blik hebben kunnen werpen in Gerard Reve’s psyche. In het huidige klimaat kunnen we niet anders dan afsluiten met een citaat dat bewijst dat de kerk heden ten dage niet kan volhouden dat de recente misbruiksbeschuldigingen volledig uit de lucht komen vallen :
“ ‘Als er geen flikkers in die kerk mogen, dan kan die zijn eigen toch net zo goed opheffen?’ vroeg ik mij met onverminderd stemgeluid af. ‘Het is toch een troep jongensknijpende nichten, of niet soms?’ “ (p.278)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten