vrijdag 7 mei 2010

Mark Lanegan live in de Ancienne Belgique, 6 mei 2010


De AB kondigde het concert aan als Mark Lanegan akoestisch en solo. De kans dat hij effectief, zichzelf op gitaar begeleidend, helemaal alleen zou opdagen leek klein, maar het vooruitzicht Lanegan aan het werk te kunnen zien in een minimale bezetting was te aanlokkelijk om afwezig te blijven. Ik had het immers wel wat gehad met The Mark Lanegan Band. De onheilspellende, welhaast mechanische dreun die ze doorgaans neerleggen, is weliswaar uitermate geschikt voor ‘Bubblegum’-nummers, maar ze komen schromelijk tekort in het brengen van ouder werk, dwingen Lanegan zijn zanglijnen in te passen in hun keurslijf, en zetten hem, ongetwijfeld op eigen verzoek, soms letterlijk in de schaduw. De laatste keer dat we voor het vroegere boegbeeld van The Screaming Trees richting AB trokken, werd ons zelfs geen glimp van ’s mans gelaatsuitdruking gegund. Ook van de samenwerkingen met Soulsavers, Isobel Campbell en zelfs Greg Dulli ben ik nooit helemaal wild geweest.

Daarom kan de avond al haast niet meer stuk als Lanegan slechts in gezelschap een wat ouder, gezapig uitziend heerschap het podium opkomt. Gitarist van dienst blijkt Dave Rosser, die we kennen als de spreekwoordelijke derde viool bij The Twilight Singers en The Gutter Twins. Niet de meest virtuoze snarenplukker die er rondloopt, maar zolang Mike Johnson niet terug beschikbaar is, wel ideaal voor de job. Hij verstoort de oorspronkelijke groove van de nummers niet, en laat Lanegan zo toe om nog eens ouderwets uit te blinken. Deze blijkt geweldig goed bij stem, en maakt hiervan dankbaar gebruik.

Op een dik uur tijd passeren 24 nummers de revue. Er wordt vooral geput uit de albums ‘Field Songs’ (2001) en ‘Bubblegum’ (2004), aangevuld met een resem al dan niet op ‘I’ll Take Care of You’ (1999) vastgelegde covers. Grootste verrassing is Pink Floyds ‘Julia Dream’. Voor zover mijn geheugen me niet in de steek laat, waagde Lanegan zich in zijn solo projecten nooit eerder aan Screaming Trees-materiaal. Deze keer wel dus. Meest in het oog springend is het van ‘Buzzfactory’ (1989) stammende ‘Where the Twain Shall Meet’ dat ergens vooraan in de set zijn plaats krijgt. Later duikt het logischere ‘Traveler’ (Dust, 1996) op. De eerste bisronde wordt zelfs afgesloten met QOTSA’s ‘Hangin’ Tree’. Het is duidelijk dat ze het daarbij willen laten, maar dat is buiten het publiek gerekend. Rosser en Lanegan worden gedecideerd terug het podium opgeroepen om het finale duo ‘Field Song’ en ‘A Shanty Man’s Life’ ten berde te brengen. Prachtige afsluiters van een indrukwekkend optreden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten